Je berust je in het verraad
dat het lichaam pleegt
de ruimte vult zich nu en dan
met een tere scepticus
die zijn waardigheid thuis verliest
gebreken krijgen een gezicht, vat op humeur
handen snakken naar een uitweg,
vormen steeds vaker een vuist,
vingers kleuren wit wanneer je je geborgen waant in
een droomloze slaap
een verdwaalde kraai strijkt zo nu en dan neer
op de omtrekken van een bladerloze boom
je wijst, hij pikt in zijn verendek,
wendt zijn kop schichtig af
een zweem van mensen voegt zich samen
tot iets onbegrijpelijks
het tikken van de pomp bepaald
het aarzelend op en neer gaan
van een ingevallen borst
op de stoel in de hoek een hemd en een witte onderbroek
herfst haalt vanachter het raam,
in lange slagen naar ons uit