,,Wat denk jij er eigenlijk van?”
,,Van wat?”
,,Brussel. ”
,,Ik weet niet wat ik er van moet vinden.”
,,Ben je niet bang?”
,,Voor wat? ”
,,Om dood te gaan.”
Ik barst in lachen uit.
Ik kijk naar mijn jongste broer, die het overduidelijk alles behalve grappig vindt.
,,Ze zullen niet zo snel in Zuidbroek komen hoor. Ze zullen eerder naar Amsterdam gaan. Schiphol. Of Den Haag misschien. Dat lijken mij de meest geschikte plekken, tenminste, zo zou ik het aanpakken. En ik ben niet bang. In ieder geval, niet om dood te gaan. Ik ben gelukkig. Dus ga ik gelukkig dood, als het moet.”
,,Ben je dan helemaal nergens bang voor?”
,,Ach jawel. Voor………..dingen.” Ik haal mijn schouders op.
Mijn broer snijdt een stuk vlees af en propt het gauw in zijn mond. Hij lijkt beledigd.
De rest van het gesprek tasten we af. Ik zoek naar een veilig onderwerp en mijn broer eet. Halverwege merk ik ineens dat ik over de katten praat alsof het mijn kinderen zijn. Mijn wangen kleuren. Mijn broer blijft maar eten terwijl ik mijn mond beweeg zonder te horen wat er verder nog uit komt.
De dagen na het bezoek van mijn broer voel ik mij rusteloos. Een soort ongemak heeft zich in mijn spieren en botten genesteld. Ik voel mij niet thuis tussen al die angst, al die blinde paniek. Ik moet er even uit. Even weg. Misschien een beetje van mijzelf, misschien van al dat medeleven van iedereen. Ik wil tegen ze schreeuwen. ,,Er sterven altijd mensen. Er is overal oorlog.”
De bibliotheek zit stampend vol mensen. Een banner met de tekst ‘welcome students at the Groningen platform’ siert de kantine en ik vraag mij af of ik echt zo’n kille ben. Ik voel niets, ik ben niet bang, noch van plan een aandeel te leveren aan alle discussies die opwellen. Moet ik nu echt per se iets vinden? Ik bestel een muntthee en wurm mijzelf tussen de tafeltjes door naar het enige vrije tafeltje in een hoek.
Voorzichtig probeer de onrust van mij af te zetten. En het werkt. In bibliotheek spreekt niemand ook maar van een aanslag. Ik hoor mensen met elkaar babbelen in het Engels, Duits en zelfs Russisch. Over wat dan ook. Af en toe waait er een vlaag Nederlands voorbij. Iets over Tinder. Voor even is dit mijn veilige haven, een rustpunt. Een plek waar ik geen mening hoef te hebben.
,,En? Een beetje tot rust gekomen?”
,,Ja”, zeg ik en mijn lijf trilt van de koorts.
,,Ik geloof dat ik ziek word.”
,,Wil je een deken?”
,,Ik snap wel waarom mensen vluchten”, zeg ik dan.
,,O ja?”
Hij kijkt verbaasd en slaat de deken om mij heen.
Tegen de avond brengt hij mij een kopje thee op bed. Ik sms mijn broertje. ,,Ik ben wel bang”, typ ik. ,,Om iets te verliezen.”
Daarna val ik in een droomloze slaap.