Skip to main content

Mijn vader kiest een route binnendoor. Een vrouwenstem stuurt ons langs onbekende boerenwegen.

In Stadskanaal volgt de eerste hindernis. De man die een poging doet om ons uit te leggen wat er gaande is klinkt onsamenhangend, bijna een beetje alsof hij uit verveling een fles whisky heeft opgezopen. ,,Er is hier ook niet bijzonder veel te doen vandaag” luidt zijn pleidooi, ,,behalve een optocht en een paar verdwaalde toeristen.”

Misschien heeft hij geen familie, of misschien wil hij er juist aan ontkomen. Mijn vader en ik hebben in ieder geval geen andere keuze, we moeten omrijden. De aanhoudende regenbui maakt de aanblik van Stadskanaal er niet bepaald aantrekkelijker op. ,,In sommige plaatsen dien je niet terug te keren, maar om te keren”, zei mijn psychotherapeut ooit.

In Musselkanaal worden we tot onze verbazing opnieuw door hekken en mannen in gele hesjes verzocht een andere route te kiezen. Een hardloopwedstrijd deze keer. We zijn een vader en dochter met een missie, maar ik heb hem in vijfentwintig jaar nog nooit horen vloeken. Ik trek mijn wenkbrauwen op. Zo had hij zijn tweede paasdag duidelijk niet uitgedacht.

De mannen in gele hesjes vragen nog aan ons waar we naartoe willen, maar mijn vader heeft hem al in zijn achteruit gezet. Geïrriteerd vraag ik mij af of dit nu typisch zo’n mannending is. Mijn vader had zijn hele leven al een hekel aan afhankelijk zijn. Aan vragen stellen. Hij koos altijd zijn eigen weg. In plaats van een volgzame boerenzoon, werd hij ingenieur. Ergens denk ik dat hij zichzelf dit nog steeds kwalijk neemt.

Met zo’n acht minuten vertraging arriveren we in Ter Apel. Het valt allemaal best mee. Stapvoets rijden we op het klooster af. ,,Ik was hier voor het laatst toen ze aan het renoveren waren”, zegt hij. ,,Toen zij een betere dag had.”

Ik kijk naar zijn gezicht. De regen heeft plaatsgemaakt voor een late middagzon. We lijken allebei ouder in dit licht.

In het klooster stikt het van de mensen. We kiezen voor een rondleiding.
,,Hier ziet u nog een paar oude graftombes.”
,,Hier ligt de eerste dominee van Ter Apel begraven.”
,,Hier een schilderij van Helmantel.”

Ik lach. Steeds harder. Om de onmacht, om ons gebrek aan vertrouwen in onze medemens. Om het misplaatste geloof in een god die we beide niet kennen.

,,Ik las ooit dat, wanneer je de mensheid werkelijk ten gronde wilt richten, je hem zijn geschiedenis af moet nemen” zeg ik tegen de gids. ,,Wie zijn we wanneer we niet langer weten waar we vandaan komen?” ,,Wanneer we niet langer weten waar onze wortels liggen?”
,,Och, dat weet ik niet”, zegt de gids. ,,Ik ben blij dat dit klooster er nog staat.”

Na de rondleiding lopen we naar de overkant, waar we koffie bestellen. Mijn vader lacht. Ik lijk meer op hem dan ik dacht. Maar ik ben trots op mijn afkomst, trots op de hindernissen die we hebben overwonnen.