Ik wrijf mijn handen zo onopvallend mogelijk droog aan mijn broek. Ik krijg steeds meer het gevoel dat ik in de gaten word gehouden. De man die voordat ik naar binnen ging zijn aankopen in zijn fietstassen stond te proppen, had mij lang aangekeken voordat hij opnieuw naar binnen was gestapt. Misschien wilde hij gewoon dat iemand hem zou redden, hem zou behoeden voor die hand nogmaals in zijn zakken, het gerinkel van de laatste euro’s op de toonbank. Zelfs een kringloop kan je op den duur te veel kosten.
De man komt naast mij staan. Hij doet alsof hij iets zoekt.
Een bom? Een mes?
Zijn te grote jas valt losjes langs zijn lichaam, het felle licht doet zijn zwarte haar bruin oplichten. Zonder iets te zeggen pakt hij een boek uit een van de kratjes op de tafel, tilt het op en weegt het in zijn hand. Daarna slaat hij het open, bladert er doorheen en legt het boek weer terug in de krat. Ik besluit naar een andere rij kratten toe te lopen. Opnieuw komt hij naast mij staan. Dezelfde bewegingen, het boek in zijn hand, het wegen, het bladeren. Ik wil weglopen, voel dat hij contact probeert te maken. Een wantrouwen dat grenst aan nieuwsgierigheid, ik herken het uit duizenden.
,,Ken ik jou niet ergens van?”, vraagt mijn terrorist me opeens.
Bijna barst ik in lachen uit. Origineel is het niet, maar hij heeft mijn aandacht.
,,Ik weet het niet. Ik kom hier bijna nooit.”
,,Woon je hier in de buurt?”
,,Een dorpje verderop, maar af en toe fiets ik speciaal langs deze kringloop. Ze hebben hier een fantastische boekenafdeling.” Ik gebaar om mij heen. ,,Ik blijf hier nooit te lang, anders geef ik teveel uit.”
,,Dat ken ik. Ik werk in een fabriek hier in de buurt, maar daarnaast kom ik hier graag. Ik lees in mijn vrije tijd veel boeken. Vooral over andere culturen. Zelf ben ik Hindoestaans.” Hij wijst naar zijn borst.
,,In een fabriek? Ik heb daar veel bewondering voor. Wat doet u daar eigenlijk?”
Hij glimlacht. ,,Ik sta bij de lopende band. Ik pak luiers in. Soms wel duizend per minuut. Ik kan elke machine in de fabriek bedienen. Zeg, ben jij niet die schrijver?”
Ik aarzel. Kijk naar de man. De meeste mensen herkennen mij niet. Dat maakt het schrijven ook zo prettig. ,,Kom ik dan nu in jouw stukje?”
,,Wie weet.”
,,Haha, doe maar niet hoor.”
,,Ik moet trouwens gaan”, zeg ik vlug. ,,Ik heb er drie pareltjes tussenuit gevist, meer kan ik mij niet veroorloven.”
Hij buigt zich naar me toe, een gekromde hand langs zijn gezicht. ,,Sommige boeken zijn hier ook wel duur hoor.”
Ik lach hem vriendelijk toe. Voel zijn ogen in mijn rug prikken, mijn wangen rood kleuren. Een terrorist in een kringloopwinkel…..Laura, jij blanke lafaard.