Sinds mijn vierde heb ik een hardnekkige haat- liefde verhouding met de herfst. De verhouding is blijven plakken als kauwgom onder een schoenzool. Hoe hard je ook krabt, er blijft altijd een restje achter.
Begrijp mij niet verkeerd, ik houd van de kleuren tijdens dit seizoen, de tientallen kastanjes die het rijtje bomen achter ons huis op de natte aarde achterlaat, de boeren die de laatste gewassen van het land maaien.
Maar toch is er dat gevoel. De winter die voorbarig de eerste ijzige vlagen doet overwaaien, de doodgereden egels op de weg, de mensen die langzaam weer naar binnen trekken.
Tijdens de zomer leef ik lichter. In sommige opzichten leef ik in die maanden meer afgesneden van mijzelf, om er vervolgens in oktober weer achter te komen dat ik in augustus eigenlijk al iets voelde aanzwellen, iets voelde broeien, iets voelde stampen in mijn borst. Dat ik weer te laat ben. The monster is out again.
Zo zit ik lang in gedachten verzonken. Vanuit de ramen in de huisartsenpraktijk zie ik trekkers hun laatste rondes maken. Het zonlicht staat gevaarlijk laag. Ik merk nauwelijks dat mijn naam uitgesproken wordt en de praktijkondersteuner moet drie keer roepen voordat ik uit mijn overpeinzingen ontwaak.
,,De tweede deur”, zegt ze. Ze sluit een programma op haar computer.
Ik kijk uit het raam. De vrouw kijkt ook. Dan draait ze zich naar mij toe.
,,Je bent ziek geweest, las ik.” De praktijkondersteuner bekijkt mij aandachtig, alsof ik ineens een vreemde voor haar ben.
Soms weet ik echt niet meer of ik ziek wordt van de naderende winter, van de aarde die langzaam haar groene mantel afwerpt, of dat mijn immuunsysteem het simpelweg begeeft. Maar deze overpeinzing deel ik niet met haar.
,,Er is iets anders aan jou. Je bent afgevallen, is het niet?”
Ik weet een glimlach op mijn gezicht te toveren.
,,Misschien komt het omdat ik mijn antidepressiva even niet heb kunnen slikken. Ik kon niets binnenhouden.”
,,Ah, dat is het denk ik, je ziet er……levendiger uit…”
,,Het is de eerste keer dat ik dat hoor.”
De praktijkondersteuner lacht. ,,Maar hoe is het verder met je?”
,,Het gaat redelijk. Voordat ik ziek werd wilde ik eigenlijk de dosis ophogen. Ik ervaar….angst…”
,,Angst waarvoor?”
,,Angst voor het monster dat alle dingen die ik leuk vind weer veranderd in gevoelens van nutteloosheid.”
De praktijkondersteuner denkt even na. ,,Wat maakt dat het monster van jou de ruimte krijgt om dit te doen?” Ik haal mijn schouders op.
,,Het gaat vanzelf. Het is een seizoensgebonden monster. In de zomer heb ik het meer onder controle.”
Wanneer ik weer buiten sta steek ik een sigaret op. De woorden van de praktijkondersteuner dreunen na in mijn hoofd. ,,Iedereen heeft een eigen oktobermonster, had ze gezegd.
,,Het zal altijd weer lente worden.”
Maar de lente is ver weg. In de tussentijd zal ik hoe dan ook van dit monster leren houden.