Skip to main content

We zitten tegenover elkaar, zij op het eenpersoonsbed, ik op de rieten stoel. Ik voel de neiging om te wiebelen, te gaan verzitten voor de honderdduizendste keer in een minuut. In een slaapkamer van iemand anders zijn, van wie dan ook, voelt op de een of andere manier vreselijk ongemakkelijk. De lucht van een onbekend lichaam, de geur van persoonlijke ruimte, van slaap en zelfbevrediging, ik moet het allemaal niet.

In de tijd van one night stands probeerde ik de slaapkamer dan ook zo veel mogelijk te vermijden. Ik greep alles aan om die plek te kunnen verlaten. Pakte smoezelige taxi’s naar huis, liep rondjes door een nacht die maar niet ophield.

,Goedemorgen Jessica. Hoe gaat het met je vandaag?” De eerste vijftien minuten tikken tergend voorbij. Zij weigert mij aan te kijken, staart in plaats daarvan naar haar tenen, terwijl ik iets onderdruk. Teddy zit trots op haar schoot, haar vingers als weerhaken in zijn vacht.

Haar psychiater had mij gewaarschuwd, belerend met zijn vingertje gezwaaid.
,,Het beste wat we nu voor haar kunnen doen is haar stabiel houden”, had hij gezegd. ,,Rustig aan het contact opbouwen, medicatie, rust en regelmaat. Ze is zwaar getraumatiseerd.” Ik had geknikt maar intern had er iets in mij nee geschud.

,,Hoe is het met Teddy vandaag?”, probeer ik voorzichtig. Een lichte beweging. Knikken. Prevelen. Al weken geprevel. Maar er is iets anders vandaag. Er kriebelt iets in mijn onderbuik.
Voor het eerst in zes weken lijkt het alsof ze probeert haar blik van haar tenen los te rukken. Ik vraag mij af hoe een hoofd werkt, welke neuronen hier haperen, welke verbindingen herstelt kunnen worden.

Vlug neem ik een beslissing. In een paar stappen zit ik naast haar op het krakende bed. Ik probeer de kamer vanuit haar oogpunt te bekijken. ,,Zou je niet iets op willen hangen aan de muren?”, vraag ik. ,,Een schilderij, een poster misschien? Zodat het iets meer als, nou ja. Hoe moet je het noemen…….Een tijdelijk thuis voelt?”

En dan gebeurd het. De warmte, de schrik van een eerste aanraking. Wanneer ik naar mijn schoot kijk, zie ik dat een hand de mijne onwennig omklemd, terwijl ze Teddy met haar vrije hand nog steeds stevig vastgrijpt. ,,Ja”, fluistert ze, ja.

Een kwartier lang blijven we zo zitten. We zeggen niets, kijken nergens naar. Ik bedenk mij ineens dat we geen gat in de muur mogen maken, zelf nog geen spijker mogen slaan.

De volgende dag neem ik wat schilderijen mee. Een kleurig, enigszins schreeuwend schilderij waarop tientallen vrouwenfiguren afgebeeld zijn, een schilderij met verschillende soorten schelpen en een schilderij van David Bowie. Voor het eerst hoor ik haar stem terwijl ze wijst, ,,die.” Het is een krachtige, volwassen vrouwenstem.

Met een hamer tik ik scheef een spijker in de muur, maar hij doet z’n werk. Bowie hangt aan de muur, Teddy wordt losgelaten. Er groeit iets, weliswaar spartelend, maar er groeit iets.