Ze had er overdreven moeilijk over gedaan.
,,Je moet je takenpakket in het oog blijven houden. Je krijgt hier absoluut geen extra uren voor.” Verontwaardigd had ik wat in mijn bureaustoel heen en weer geschoven. ,,Ik ga toch. We willen toch zeker niet dat cliënten zich ons herinneren als begeleiders bij wie je alleen in tijden van totale paniek en ontreddering terecht kunt?” Ze had haar hoofd geschud. ,,Weet dat als je gaat, het in je eigen tijd is.”
Haastig knip ik thuis wat bloemen uit de hortensia. Ik spoel de verdwaalde insecten door de gootsteen, verwijder het overtallige blad en pen een boodschap neer op het enige kaartje dat ik kan vinden.
De entree van de school is rijkelijk versierd. Een drietal meiden aan een lange tafel lachen iedereen vriendelijk toe, ze delen jaarboeken en alcoholvrije champagne aan familie uit. Waar zijn de skaters, de goths, de alto’s op deze school?
De zaal zit al zo goed als vol. Ik voel mij ongemakkelijk, tegelijkertijd weet ik dat ik even veel recht heb om hier te zijn als alle anderen. Ik glip zo onopvallend mogelijk op een van de vrije stoelen op de achterste rij. Ik zie echt helemaal niets, maar ik ben er tenminste.
De directrice van de school steekt een speech af over hoe trots ze is op de geslaagden. Ze noemt nadrukkelijk het uitzonderlijke hoge slagingspercentage van de school en heeft het over de toekomst die voor deze kinderen open ligt. Nu, als halfvolwassene valt het mij pas op wat een poppenkast het eigenlijk is. De galajurken, de pakken, de trotse gezichten van ouders. Ik zie de geslaagde waarvoor ik kom wat verloren tussen de rest op het podium zitten. Geslaagd of niet, wie leert deze kinderen over het leven? Over hoe je een belastingaangifte moet invullen, hoe je om moet gaan met prestatiedruk, stress en tegenslag? Wie bereid ze voor op het ‘werkelijke’ leven?
Met plaatsvervangende schaamte zie ik hoe het schoolbestuur prijzen uitreikt aan de kinderen die volgens hen een uitzonderlijke prestatie hebben geleverd. Mensen die negens haalden, zich in hebben gezet voor het een of ander. Ik houd mijn ogen op ‘mijn geslaagde’ gericht, moedig haar in stilte aan.
Eindelijk wordt haar naam genoemd. Vlug begeef ik mij naar de tafel aan de zijkant van het podium, waar de kinderen, – of eigenlijk jongvolwassenen – hun diploma tekenen. Geen prijsjes, geen bijzondere vermeldingen voor haar. Het liefst wil ik het podium oprennen en naar iedereen schreeuwen; ‘en de kinderen die er hard aan moesten trekken? Wat is jullie dat waard?’, maar ik houd mijn mond. Dit is niet mijn avond. Voor haar tafeltje blijf ik staan. Ik kijk hoe ze verlegen de foto’s en de andere bijbehorende vernederingen ondergaat. Daarna valt ze – heel even – opgelucht in mijn armen.