Skip to main content

Als kind had ik geen moeite met verliezen. Waar mijn broer de pionnen van het eurozakgeld bordspel alle hoeken van de kamer liet zien, haalde ik mijn schouders op. Misschien wist mijn broer toen al iets dat ik mij pas later zou beseffen; dat het leven een spel is en dat verliezen pijn doet. Gruwelijk veel pijn.

Mijn moeder en stiefvader runden een middeleeuwse kroeg. Het was TT en een groep Ieren was overgevlogen uit Belfast om de motorraces te zien en natuurlijk; ook om te feesten, meiden te versieren en te drinken. Hun oog was onmiddellijk op onze kroeg gevallen, vooral omdat we slechts een paar meter van hun hotelkamers verwijderd zaten en we de plastic TT bekers goed vol met wodka schonken. Mijn stiefvader, – lang grijs haar, een norse blik en een dikke snor -, werd door de Ieren al gauw gekscherend ‘King Arthur’ genoemd. Hij had ook wel iets van een koning weg, hij werd – als barman en daarmee voornamelijk als maatschappelijk werker – door de meeste mensen gekend, gerespecteerd en geraadpleegd.

Ik kwam na een dienst bij het restaurant waar ik toen werkte, nat van het zweet bij onze kroeg aangestrompeld. Ik weet niet precies meer hoe het ging, maar ik raakte in gesprek met de groep Ieren en al gauw werd mij een halve liter wodka-sinas in de handen gedrukt. Ik was zeventien, aangeschoten en had alleen nog maar oog voor één van de mannen. We praatte de hele nacht aan één stuk door, al verstond ik door zijn Noord-Ierse accent de helft van de tijd niet wat hij allemaal zei. Ik op mijn beurt leerde hem vooral vieze Nederlandse woorden. Om een uur of vier ’s morgens stelde hij voor om een stukje te gaan wandelen. Mijn moeder knikte me bemoedigend toe, het was oké, ze vertrouwde het.

Gareth heette hij. Net zoals mijn toenmalige konijn, Gerrit, maar dan op z’n Engels. In het steegje waar ook de Witte Bal en Julio Menotti zitten, kusten we. Ik vloog diezelfde zomer nog naar Ierland en miste het vliegtuig terug. Ik was vreselijk verliefd en was met alles behalve de tijd bezig.

Na mijn terugkeer kwam Gareth erachter dat hij niet klaar was voor een relatie. Ik was diep gekwetst, maar na een week lang als een klein kind in mijn moeders armen gehuild te hebben, bleven we vrienden. En dat nog tien jaar lang. Elf TT’s in totaal.

Nu ligt Gareth in een kist onder de grond en het eerste wat in mij opkomt is mijn broertjes gezicht wanneer hij een spelletje verloor. Vertrokken van woede, verdriet, van schaamte. Hij had het niet aan zien komen, daar zat de bron van de pijn. Wanneer ik mijn ouders wel eens vroeg waarom mijn broer zo reageerde op zijn verlies zeiden ze altijd dat iedereen het op een andere manier verwerkt.

Inmiddels weet ik dat je machteloos staat tegenover verlies. Je kunt het op een drinken zetten. Je kunt iedereen buitensluiten. Je kunt verhuizen, een muur om je hart timmeren. Je kunt zoals de buurman hier verderop, een tuinhuis bouwen en nooit klaar zijn. Maar uiteindelijke is acceptatie de enige uitkomst. Laten we dan ook vooral – totdat die acceptatie zich aandient en nog lang daarna – een feest van het leven maken. Totdat we er zelf bij neervallen.